Selecteer een pagina

Als ik een museum bezoek, dan heb ik zo ongeveer bij de tweede zaal al helemaal de kriebels. Of ik de tentoonstelling nou waanzinnig mooi vind, verrassend, een tikje saai of zelfs teleurstellend voorspelbaar, na een schilderij/beeld/installatie of tien is het gevoel wat overheerst, dat wil ik ook!

En dan bedoel ik niet het succes van in een museum hangen, zodra ik kunstwerken zie wil ik tekenen, schrijven, scheppen, crejeren. Tegen de tijd dat ik dan thuis kom, is dat meestal praktisch ver weggeebd. Dan zitten de impressie van niet onder de auto’s lopen in de drukke stad, en wat heb ik eigenlijk nog in de koelkast om zodadelijk op te eten, het creatieve proces danig in de weg.

Meteen je stiften/aquarelpenselen/i-pad mini naar voren toveren zou een prima oplossing zijn. Maar daar word ik dan weer gehinderd door algemene conventies. Wanneer iemand van zes dat doet is het schattig, als iemand van veertien het doet, dan wordt diegene verplicht cultureel gevormd, maar als je dat als volwassen vrouw doet, kun je net zo goed ter plaatse een brie uitpakken en daar een gezichtje in gaan zitten snijden met een appelboor.

Nou heb ik daar iets op gevonden. Ik neem het boekje met uitleg mee. Ik heb dat nog niet zo lang geleden bedacht dus ik heb er pas twee. Jheronimus Bosch, visioenen van een genie en Blühendes Gift – Zur feministischen Appropriation des österreichischen Unbewussten. Mijn plan is dat ik dan thuis ervoor ga zitten en dan iets maak wat ik me voorstel bij de omschrijving. Wat werkt is dat het me meteen in de sfeer van de tentoonstelling gooit.

Bij de overbekende werken van Jeroen Bosch blijkt dat iets te gekunsteld, daar kun je wachten op: ‘Moet dit een hooiwagen voorstellen’ en ‘ik vind de echte tuin der lusten mooier’ maar obscuurdere werken, zoals bijvoorbeeld de tekening ‘vogels en zoogdieren maken zich op voor een gevecht’, daar is best een eigen invulling aan te geven. Het zal dan ook niet verbazen dat ik bij het andere boekje begonnen ben. Ook -eerlijk is eerlijk- omdat deze tentoonstelling ook de herinnering aan storende randzaken oproept, zoals ‘wat zijn er hier veel vijfenzestigplussers, niet dat ik daar iets tegen heb, hoor, maar waarom zijn ze hier, ze kunnen toch door-de-weeks gaan, en trouwens, wat is het hier donker, zou dat nodig zijn voor de conservering en dan met name van de tekeningen?’

Van de Oostenrijkse tentoonstelling kan ik gelukkig moeiteloos helemaal mijn eigen ding maken. Dat komt eerst en vooral omdat ik weinig van de hele expositie begrijp. Het begint bij de titel. Ik kom in vertaling niet verder dan ‘Bloeiend vergif. (of, als ze spelen met het Engels, wat je later zult zien, dat doen ze, bloeiend geschenk.) Over de feministische toeëigening van het Oostenrijkse onderbewustzijn.’ Dat dus. Er is een onderverdeling in vijf hoofdstukken om ons dit duidelijk te maken:

1 Schlachten, Material, Prothesen (slachten of veldslagen, materiaal, prothesen)

2 Imitating the imitations of the imitators (slecht Duits. Het namaken van de kopieën van de vervalsers)

3 Taking pictures of the boys. (Klaarblijkelijk is men van taal gewisseld. De jongens kieken.)

4 Love (Liefde)

5 Taking Care: Capitalistic yoga and anger issues (Zorg dragen: Kapitalistische yoga en boosheidskwesties)

Ik herinner me bij geen enkele zaal dat ik binnen kwam en dacht: Inderdaad, hier is spannend weergegeven hoe er binnen de yogagemeenschap wordt omgegaan met de weerbarstige tegenstelling tussen de oorsprong van de ontspanningstechnieken en het huidige ge- (mis?) bruik daarvan in onze vluchtige samenleving. Overal hing stond en lag maar wat. Sommige dingen vond ik mooi, sommige spannend, enfin, dat vertelde ik al, dat heb ik altijd bij een expositie. En nu maak ik dus regelmatig iets uit het boekje. Omdat ik het één geheel wil houden is alles tot nu toe getekend of geschilderd op postkaartformaat. Grinnikend van de lach teken ik nu ‘La sérenité d’Ulysse ou la métamorphose de Kafka’, Braut mit gebrochenen Fingern (No.2) of iets anders wat ik niet begrijp. Aanrader.