Selecteer een pagina

Zodra de eerste tekenen van herfst zich voordoen, rol ik mijn keuken in. De wintergerechten mogen weer van stal. Ik bouw een erwtensoep, sudder sudderlappen of wortelstamp. Het allerliefst draai ik kroketten. Dat heb ik van mijn oma geleerd. In haar ook toen al verouderde jaren-vijftig Bruynzeel keukentje met schuifdeurtjes, volgestouwd met het glazen keukenservies met bloemetjes. Ik kan me niet herinneren ooit van het goede servies gegeten te hebben.

Het was een ritueel waar we de hele middag voor nodig hadden. Als alles klaar was gezet kwam de roux uit de koelkast, en mocht ik de kroketten draaien en ze daarna door het losgeklopte ei en het paneermeel rollen. Dat valt niet mee als je maar ternauwernood boven de tafel uitkomt. Oma kneedde ze daarna bij, zonder dat ik dat echt door had, en de kroketten kregen een tweede laag aan de buitenkant.

Aan het eind van de dag hadden we schalen vol en werden de eersten meteen gefrituurd.

Achteraf gezien is dat best wel bijzonder. Mijn oma had namelijk veel kwaliteiten, maar koken was er niet één van, haar zondagse soep was bremzout en bij het bereiden van wat voor vlees dan ook gebruikte ze een heel pakje bak en braad. Voor de zekerheid zette ze de groenten op na het ontruimen van de ontbijttafel.

Maar haar kroketten waren altijd prima. Het geheim? Je kon de roux in rollen van een kilo bij de Beckers kopen. Morgen draai ik kroketten op mijn glazen bloemetjesservies. Dat heb ik geërfd.