Mijn eerste stedenbouwkundige plan maakte ik in groepsverband in de tweede of derde klas van de middelbare school. We moesten een uitbreiding maken aan Eindhoven. Het was een onderdeel van het vak aardrijkskunde en dat zoiets als stedenbouw een vak was, daar hadden wij geen notie van.
De groepssamenstelling bestond uit drie weinig gemotiveerde mannelijke klasgenoten die al wisten dat ze toch van school zouden wisselen, of in ieder geval volgend jaar geen aardrijkskunde zouden volgen. En ik dus. Ik had in die tijd nog niet ontdekt dat je niet perse hoefde te mikken op de hoogst mogelijke cijfers, en zodoende je tijd kon besteden aan andere bezigheden die je mogelijkerwijs leuker vond.
Ik had berekend dat ik minimaal een 6,9 nodig had voor dit project, dus de heren hadden een doel, het dwarsbomen van deze ambitie. Terwijl ik ze probeerde te overtuigen van het plaatsen van nuttige functies zoals bejaardenhuizen en bushaltes, kwam er een groot, zeer wild gekleurd bos met daarin een batcave. Na lang zeuren van mijn kant om nuttige dingen in de wijk kwam er eerst een snackbar en daarna een woonwagenkamp. Terwijl zij lol hadden dat ze een kamp hadden gemaakt, zat ik te tobben waar dit kamp dan politiek correct het best geïntegreerd met de rest van de wijk kon worden.
Uiteindelijk kwam de wijk prima vol met, naast diverse woningtypen, veel sociale functies. Niet dat ik ze ervan overtuigd had dat dat echt nodig was, maar omdat ze ontdekt hadden dat ze daar namen aan konden geven. En terwijl ik in de historische Eindhovense figuren dook, vulden de heren het geheel in. Sporthal de Wielewaal, basisschool de Wielewaal, buurthuis de Wielewaal, winkelcentrum de Wielewaal, batcave de Wielewaal.
We kregen een cijfer. Wel een voldoende, maar zeker geen zes komma negen. Een van de jongens is later aardrijkskundeleraar geworden.