Hellingblues
Ze moet naar de stad, de grote stad,
het robuuste Rotterdam, van havens
en Pim, kaalgevaren als ze is.
Nog kaler wordt ze, ontzeild, gestript,
tot op het hout, met hogedruk, krabbers,
bruut geweld, droefenis.
Uitgekleed, onbeschut, opgetild
uit het water, haar eigen omgeving,
rilt ze, van alles ontdaan.
De botteraar ziet het. Krijgt medelijden
liefdevol vult hij haar naden en kieren,
kleedt haar in lijnolie, texophalt, taan.
Gemaakt voor het lustrum van Trui, 2005.